Na
de weer erg succesvolle uitstap naar de Gentse Kanaalzone en het Zoniënwoud,
staat er op Pinksterdag ook deze keer een veelbelovende clubuitstap op de
agenda. We brengen met Sinksen een dag door in het Pajottenland.
Voor de middag wandelen we bij de Pajotten Hekelgem, na de middag volgt nog een
bezoek aan de Lennikse Windheren.
Het glooiende landschap van het Pajottenland in het zuidwesten van
Vlaams-Brabant, heeft zijn uitgesproken landelijk karakter goed weten te
behouden. Dat hebben we grotendeels te danken aan de typische familiale en
grondgebonden landbouw. Je vindt hier een authentiek cultuur-historisch
landbouwlandschap met historische boerderijen, kasteeldomeinen, parken en
tuinen, kronkelende paden met hagen, wilgen en oude boomgaarden. Ook het
Brabantse trekpaard stamt uit deze streek. Verder zijn er nog de
geuzebrouwerijen, kapelletjes en volkse cafés. In dit gevarieerd
landschap ontdek je intieme beekvalleien, weidse landschappen en kleinere
loofbosgebieden die zijn overgebleven van de oude wouden die er ooit rond
Brussel te vinden waren (waar ook het Zoniënwoud deel van uitmaakte).
Heuvel op, heuvel af, op amper tien km van Brussel beland je tussen de typerende
glooiende valleien en kom je op de plekjes waar Pieter Bruegel zijn inspiratie
haalde voor zijn meesterwerken.
De
benaming “Pajottenland” vindt zijn oorsprong in de tijd van de Oostenrijkse
bezetting van onze contreien. We spelen nu heel even voor Tom Waes en gaan
terug naar het Verhaal van Vlaanderen, de serie over onze Vlaamse geschiedenis
die ons de afgelopen wintermaanden tien weken lang zo kon begeesteren. In
1713 maakte het Verdrag ven Utrecht een einde aan zowat anderhalve eeuw oorlog
en twisten. Met dit verdrag eindigde de Spaanse periode en werd Belgium
Austriacum, zoals het vanaf dan werd genoemd, een autonoom deelgebied onder de
Oostenrijkse tak van de Habsburgse monarchie. Een Oostenrijks
bezettingsleger moest de vrede handhaven. Heel wat Vlaamse boerenzonen
namen dienst in dat Oostenrijkse leger. Zo waren ze zeker van een inkomen.
Die Vlaamse soldaten werden “Payots” genoemd, de Waalse benaming voor een
soldaat uit eigen streek, in tegenstelling tot de vreemde Oostenrijkse soldaten.
Het woord is afgeleid van “pays”, streek, met het Franse suffix
“-ot” erbij. Het betekent streekgenoot, bij uitbreiding streekgenoot
in het leger. Vooral in het Brusselse namen heel wat soldaten dienst bij
de Oostenrijkse bezettingsmacht. Toen die dan later terugkeerden naar hun
geboortestreek, aan de westkant van Brussel, werd dit dan een streek met veel
“Payots” en zo ontstond de benaming van het Pajottenland.
Het
Pajottenland bestaat uit 16 gemeenten, waarvan we er vandaag twee zullen
bezoeken : Ternat en Lennik. Voor de middag wandelen we bij de Pajotten
Hekelgem, die starten vanuit Affligem. De Sinksentocht is hun jaarlijkse
promotocht. Veel informatie over de tocht kregen we niet te pakken.
Wel weten we dat de centrale rustpost is gelegen in de deelgemeente Essene.
Ook de wandelaars die kiezen voor de zes km komen daar. Zij krijgen een
golvend parcours, deels verhard. Wie meer van de natuur wil genieten en
wat verder wil stappen, opteert voor het parcours van 12 km. Ook zij
rusten even uit in Essene. De Pajotten garanderen ons een afwisselende
natuurwandeling waarbij we kennis kunnen maken met een stukje van het
noordelijke deel van het Pajottenland.
In de regio van Aalst, over Affligem en Asse, tot in Opwijk, zeg maar het
Pajottenland, werd tussen de 15de en 20ste eeuw hop geteeld. Ooit was dit
de hopschuur van Europa, maar nu zijn hopranken erg zeldzaam geworden in het
landschap. De hopcultuur kent haar oorsprong in de 14de eeuw. Door hop toe
te voegen aan bier kon het immers beter bewaard worden. Door de vruchtbare
leemgronden van de streek kon het gewas er makkelijk verbouwd worden. Het
was de Abdij van Affligem die rond 1129 de teelt van hop vanuit Duitsland
in de regio introduceerde. Op dat moment produceerden ze reeds één van
de oudste bieren van Vlaanderen. Eind 18de eeuw was het gebied over gans
Europa erg bekend voor zijn hopcultuur met zo'n 2 500 ha (!) hopvelden. Na
de Tweede Wereldoorlog begon de industriële landbouw aan een opmars en
verdwenen de kleine hopboeren geleidelijk aan. Hop werd er nog geteeld tot
eind de jaren 1960 en verdween toen stelselmatig uit het landschap.
Vandaag resten er in gans de provincie Vlaams-Brabant nog amper 11 percelen hop.